Het verhaal van Miep over de vermoorde Duitsers*
*Tussen doodsangst en blijdschap.
‘Daar komt dan op de late middag van 4 mei 1945 het bericht dat de volgende morgen de wapenstilstand zou worden getekend.’
*Tussen doodsangst en blijdschap.
‘Daar komt dan op de late middag van 4 mei 1945 het bericht dat de volgende morgen de wapenstilstand zou worden getekend.’
‘We weten al even dat het eraan zit te komen en zijn al dagen in blijde afwachting. Ik ben ruim elf jaar oud en ik wil naar buiten, naar mijn vriendin om de hoek, verderop de Vlaardingerdijk. De mensen staan massaal buiten op straat en overal zie ik blije, maar toch ook nog wat ingetogen gezichten. Er lopen immers nog Duitsers door de straten. Mijn moeder heeft me gezegd dat ik maar even weg mag en gauw weer thuis moet komen. Het is nog niet officieel vrede en je weet maar nooit.’
Op de laatste avond van de oorlog
‘Nu, dat was wel een vooruitziende blik. Als ik even later thuiskom staat mijn moeder op het balkon al naar mij uit te kijken. Vanaf die hoogte hoor je in de verte muziek en een soort feestgedruis. We denken dat het uit de buurt van Vlaardingen komt. Dan worden we plots opgeschrikt door schoten voor en achter het huis. Snel vluchten we naar binnen. Het schieten wordt erger en we horen Duitsers schreeuwen, beneden vlak achter ons huis. Heel bedreigend en zo heftig dat we dekking zoeken op de grond, onder de zware eikenhouten tafel. In de herrie hoor ik mensen hollen en een van de oudere buurmeisjes schreeuwen.’
‘We staan doodsangsten uit onder die tafel, mijn moeder, mijn zusje en ik. Van streek als ze is, maakt mijn moeder het nog erger door te zeggen: “Nu hebben we al die bombardementen doorstaan en een treinbeschieting en een huiszoeking en we zijn steeds door het oog van de naald gekropen en nu op die laatste avond vlak voor de bevrijding gaan we er misschien nog aan.” Daar knap ik natuurlijk niet van op. Wij liggen daar plat onder tafel te bidden en het lijkt alsof de kogels naar binnen vliegen.’
Tussen doodsangst en blijdschap
‘Later, veel later, houdt het schieten en schreeuwen op. We zijn nog steeds erg bang en kruipen bij onze moeder in bed om te gaan slapen. Het is inmiddels doodstil geworden buiten, maar de sfeer is nog altijd dreigend. Om zes uur ’s morgens komt mijn vader thuis van zijn nachtdienst. Hij ziet er verfomfaaid uit en is door het dolle heen van blijdschap. De hele nacht heeft hij in het centrum van Schiedam feest gevierd. In de Passage heeft hij met de bewoners de polonaise gelopen, zo de trappen af en naar beneden en via het Broersveld naar de Hoogstraat. Hij is verbaasd ons niet even vrolijk aan te treffen en als mijn moeder hem wil vertellen wat wij hebben meegemaakt, lijkt het amper tot hem door te dringen. Hij wil zijn blijdschap met ons delen, mijn moeder haar doorstane angsten met hem. Even is er kortsluiting tussen hun beider belevenissen, maar dat waait al gauw weer over.’
Het ‘holletje’
‘Maar waarom schoten de Duitsers bij ons op de huizen? Dit is wat we later horen van buren en bekenden. Eerst het verhaal van mijn vriendinnetje Willy Mineur, toen twaalf jaar oud. Ze staat op het moment van de beschietingen op het balkon van haar huis op de Vlaardingerdijk nr. 273. Daar tegenover loopt de dijk af naar de weg beneden, richting Poldervaart. Linksboven ligt de Algemene Begraafplaats en rechtsbeneden de volkstuintjes. Wij noemen die afrol onderling ‘het holletje’. Willy ziet die bewuste avond twee Nederlandse jongemannen het holletje oplopen. Ook ziet ze beneden op de hoek van de Vlaardingerdijk twee Duitse soldaten aankomen vanuit tegenovergestelde richting. Plots haalt een van die twee Nederlanders een revolver tevoorschijn en schiet pardoes die twee Duitse soldaten dood. De mannen gaan er snel vandoor en de Duitsers liggen daar dood op de grond.’
‘Willy blijft perplex op het balkon staan. De dode Duitsers liggen in een grote plas bloed. Plots komt daar de witte keeshond van de familie Van Wijngaarden aan en die begint het bloed op te likken. Verschrikking en verbijstering alom onder de buren. Ze zijn aangegrepen, maar ook bang en vluchten hun huizen in. En dat is maar goed ook, want gealarmeerde Duitse soldaten komen naar buiten. Zij zijn natuurlijk ook geschrokken – en bang om alsnog gedood te worden op die laatste avond van de oorlog. Maar waarom ze op huizen in de buurt – of in de lucht? – schieten, dat weet niemand precies.’
Gewoon ook dolgelukkig
‘Voordat de twee Duitsers de plek bereiken waar ze zouden worden doodgeschoten, lopen ze nog langs de mensen die allemaal buiten staan. Ze zijn net zo blij als wij, omdat er eindelijk een einde aan de oorlog komt. Ze zeggen nog tegen mevrouw Poort (die mij dat persoonlijk heeft verteld): “Wir gehen nach Hause!” Gewoon dolgelukkig, net als wij. Er staan nog meer buren buiten. Zo ook mevrouw Prins, die tot het einde van haar lange leven heeft gesproken over hoe deze gebeurtenis haar heeft geraakt. Bijna alle buurtbewoners heeft het aangegrepen, want bijna niemand heeft aan het einde van de oorlog nog een hekel aan deze Duitsers die het abattoir bewaken. Het abattoir ligt een eind verder, tegenover de Vlaardingerdijk. Je moet eerst een landelijk laantje door om er te komen.’
‘Eerder, aan het begin van de oorlog, zijn er jonge Duitse soldaten gelegerd. Ze hebben er een goed baantje aan het bewaken van de slachterij, want bij de voedselvoorziening hebben de Duitsers voorrang. Op zomeravonden zitten ze boven op het ronde terras en zingen tweestemmig de mooiste Heimatliederen. Over de dijk heen kunnen we het horen. Ik hoor mijn moeder nog meewarig zeggen: “Ach, die jongens hebben ook heimwee”. Haar compassie is raadsel voor mij, want ik weet niet beter dan dat we op geen enkele wijze contact of medelijden mogen hebben met de bezetter.’
Soep van de Duitsers
‘Later worden die jonge soldaten vervangen. Ze gaan naar de fronten in Rusland en naar de invasiegebieden. Er komen oudere en minder weerbare mannen voor in de plaats en voor zover ik weet zijn zij gemoedelijk en niet zo fanatiek. Ik ken natuurlijk niet al hun drijfveren, maar deze soldaten maken in de hongerwinter soep van vleesresten en beenderen, die ze vervolgens gratis uitreiken aan de buurtgenoten. De hele buurt staat in de rij. Er is dus een zekere verstandhouding met deze soldaten, die veelal uit Oostenrijk komen. Waarom ze toch worden vermoord? Ze kunnen natuurlijk best iets hebben misdaan.’
‘Over de toedracht van de liquidatie heb ik later van diverse mensen verklaringen gehoord. Niets is echter bewezen, dus ik kan daar niet veel meer over zeggen. Wat ik wel weet hoor ik van de dochter van groenteboer Korteland, met de winkel op de hoek van de Jan Vermeerstraat en Ostadelaan. Zij vertelt mij dat ze op de dag van de bevrijding op de Burgemeester Knappertlaan is. Daar loopt ze langs de woning van de Ortskommandant en voor dat huis staat een Duitse vrachtwagen geparkeerd. Onder het zeil vandaan steken de vier voeten van die vermoorde Duitsers. Niemand weet wat er met de lichamen is gebeurd en waar ze zijn begraven.’
Feest op de Vlaardingerdijk op 5 mei 1945, bevrijdingsdag. De verklede vrouwen zijn mevrouw Poelman, mevrouw Scholte en rechts mevrouw Braad.