Festival der Liefde*
*Schilderijen en tekeningen van Lotti van der Gaag.
*Schilderijen en tekeningen van Lotti van der Gaag.
Het Stedelijk Museum Schiedam presenteert vanaf 1 oktober het geschilderde werk van kunstenaar Lotti van der Gaag (1923-1999). Van der Gaag is vooral bekend geworden als beeldhouwer die rond 1950 nauw betrokken was bij de Cobra-beweging. Minder bekend is haar grote kleurrijke oeuvre schilderijen, dat zij na 1960 opbouwde. De tentoonstelling bevat tientallen werken, waaronder schilderijen, tekeningen en sculpturen. Veel van de werken komen uit de persoonlijke nalatenschap van Lotti van der Gaag en zijn nooit eerder aan het publiek getoond.
Fantasie, kleur en energie
De schilderijen van Van der Gaag zijn fantasierijk en vol energie. Dieren, droomfiguren en (oer)mensen komen veelvuldig voor. In het Stedelijk Museum Schiedam zijn verschillende groepen werken te zien. Enkele vroege werken met een donker kleurenpalet, maar ook een aantal latere schilderijen met uitbundige kleuren en groepen van figuren, zoals ‘Attente Supreme’ (1970) uit de collectie van het museum. Of het schilderij ‘Festival d’Amour’ uit 1967. Drie menselijke figuren kijken ons aan, een paar voeten vliegt door de lucht, alles in het schilderij lijkt in beweging. Uniek is dat Lotti van der Gaag diverse knoopjes op het doek aanbracht. Op speelse wijze voegt ze verschillende materialen toe aan haar schilderij.
Lotti van der Gaag, Zonder titel, 1972, collectie Stedelijk Museum Schiedam, schenking de heer en mevrouw G A Verweij – de Graaff ©Pictoright Amsterdam 2022
Tekeningen
Daarnaast tekende Lotti van der Gaag haar leven lang. Van deze expressieve tekeningen is ook een selectie opgenomen in de tentoonstelling. We laten onder meer een serie houtskooltekeningen die Lotti van der Gaag in de vroege jaren 50 maakte, de tijd dat ze vooral als beeldhouwer werkte in haar Parijse atelier. In de tekeningen herkennen we de fantasiewezens waarmee ze als beeldhouwer zo bekend werd.
Lepelschilder
Mensen spelen de hoofdrol in het werk van Lotti van der Gaag. Zij verbeeldt hun gevoel, en hun onderlinge relaties, soms complex, soms vrolijk, soms met spanning. Opvallend zijn de grote hoofden en de vaak dubbele paren ogen die de beschouwer recht aankijken. Er lijken zich kleine verhaaltjes af te spelen, maar wat er precies gebeurt blijft in het midden. Ze schildert niet realistisch, maar heel vrij: in golvende lijnen die met grove penseelstreken zijn aangebracht. Soms gebruikte de kunstenaar de achterkant van een lepel om strepen in de dikke verf te schrapen, zoals te zien is in Bosgod (1966). Om die reden werd ze in Frankijk, waar ze vanaf 1950 woonde en werkte, ook wel ‘peintre à la cuière’ (lepelschilder) genoemd.
Lotti van der Gaag, Attente Supreme, 1970, collectie Stedelijk Museum Schiedam, schenking de heer H. Tepe ©Pictoright Amsterdam 2022
Zadkine, Appel en Corneille
Lotti van der Gaag volgde in de late jaren veertig lessen aan de Vrije Academie in Den Haag. Haar leraar Livinus van de Bundt bracht haar in contact met het werk van de Parijse beeldhouwer Ossip Zadkine, waarop ze besloot naar Parijs te gaan om lessen van hem te volgen. Ze vond er in 1950 een onderkomen in de Rue Santeuil, het beroemde atelier waar ook de kunstenaars Karel Appel en Corneille in die jaren werkten. Appel en Corneille hadden met hun Cobratentoonstelling in 1949 in het Stedelijk Museum Amsterdam behoorlijk wat ogen op zich gericht. In de jaren die volgden exposeerden ze veelvuldig met hun Cobragroep. Hoewel ze een atelier deelden, heeft Lotti van der Gaag in de jaren van de Cobra-beweging, 1948-1951, niet formeel deel uitgemaakt van deze groep kunstenaars. Ook heeft ze in die jaren nooit met hen geëxposeerd. Er is wel veel verwantschap tussen haar werk en dat van de Cobraschilders. Er was zo duidelijk sprake van wederzijdse beïnvloeding, dat Cobrakenner Willemijn Stokvis Lotti van der Gaag achteraf toch als Cobrakunstenaar bestempelde.
Parijs
In Parijs richtte Van der Gaag zich vooral op de kunstenaars die daar woonden en werkten, zoals Zadkine en de Franse expressionisten van de Art Brut en Art Informel. Dat is ook terug te zien in haar sculpturen, die ruimtelijker en vrijer worden. Als zij rond 1960 besluit te gaan schilderen, zien we verwantschap met bijvoorbeeld Jean Dubuffet. De doeken uit deze tijd zijn donker van kleur en grof geschilderd. Ze kunnen worden gezien als vertalingen van haar robuuste beeldhouwkunst naar het platte vlak. Gaandeweg laat ze dit palet los en maakt ze haar kleurrijke en expressieve werk.
Met dank aan
Gemeente Schiedam, Elise Mathilde fonds
Lotti van der Gaag in haar atelier, c. 1985, Nico Koster MAI