‘Mijn opa, die Joods is, werkt op dat moment in een suikerfabriek op Java. Vlak voor het uitbreken van de oorlog beseft hij zich gelukkig net op tijd dat zijn zoon beter terug naar huis kan komen. Om samen per schip naar Indië te mogen vertrekken, moet het jonge stel zich eerst officieel verloven. Dat gebeurt, en eenmaal in Indië aangekomen trouwen ze. Het is dan 1941.’

Verlovingsfoto van Leo en Jopie. De foto wordt in 1939 genomen in Haarlem, vlak voordat het stel vertrekt naar toenmalig Nederlands-Indië.
‘Mijn vader moet in militaire dienst en vlak daarna breekt de oorlog ook in Indië uit. Kort na de capitulatie en de Japanse bezetting wordt hij gedwongen om als krijgsgevangene aan de beruchte Birmaspoorweg te werken. Ik ken maar twee verhalen van hem uit de oorlogstijd. Het eerste gaat over wanneer hij in het krijgsgevangenenkamp zijn enkel breekt. De Japanners laten hem de breuk niet spalken, dus moet mijn vader zijn enkel zes weken lang met zijn handen vasthouden. Het tweede verhaal gaat over de verveling na de zware arbeid. Op een dag vindt hij een stukje djati, een harde houtsoort, en snijdt er met een platgeslagen spijker de waterman – zijn sterrenbeeld – uit.’
‘In 1946, na de repatriëring naar Nederland, hebben mijn ouders elkaar weer ontmoet.’